De busreis van Masindi naar Kampala begon met gebed. Van alle landen waar we tot nu toe geweest zijn, lijkt het christendom in Uganda het meest verweven met de cultuur: het is niet ongewoon dat als je iemand belt, de wachtmuziek een christelijk lied is; of dat er bijbelteksten op een bus of een huis geschilderd staan. Een vrijwilligster van de reizigers leidde het gebed, en toen kon iedereen instappen. Met de staat van de wegen in Uganda en de manier waarop sommige weggebruikers rijden, kon wat hulp van boven ook nooit kwaad, dachten we.
We hadden verwacht dat Kampala een soort afgeslonken versie van Nairobi zou zijn, maar het is echt een heel andere stad. De aankomst vertoonde wel wat parallellen — de laatste kilometers duurden het langst — maar verder kwam het veel minder ontwikkeld en chaotischer over. En dan met name het busstation waar we aankwamen. Midden in het centrum van Kampala starten en stoppen alle langeafstandsbussen vanaf diverse plekken in de omgeving. Daarnaast zijn er twee “Taxi parks”; dit zijn de start- en eindpunten van de minibus-taxi’s. Je gelooft pas hoe groot die zijn als je ze ziet. Op alle hoeken van de straat staan mensen dingen te verkopen. Op straat kruipt het verkeer, voornamelijk bestaand uit minibus-taxi’s, voort; tussendoor zigzaggen devele boda bodas, en hier en daar lopen mensen op straat die op de stoep geen plek meer vinden om te lopen. Het is onvoorstelbaar. Nairobi leek een stilteoord hierbij vergeleken.
Gelukkig kon iemand ons helpen de juist taxi naar ons hostel in Ntinda, een buitenwijk van Kampala, te vinden temidden van het oerwoud aan busjes. Hier hadden we graag een fooi van duizend shillings voor over. (Dat is heel gebruikelijk hier: als iemand je helpt, dan geef je daar een klein bedrag voor.) En als je eenmaal zit, dan valt het ook allemaal wel mee. Met een half uur waren we bij ons hostel.
We besloten te kamperen bij het hostel; er was binnen geen plek meer. (Bij de meeste hostels en lodges kan je ook kamperen, wat heel veel geld scheelt.) Maar toen het de volgende dag begon te regenen, ging dat urenlang door en werden we er een beetje depressief van. Onze tent is niet 100% waterdicht (onze slaapzak werd nat door de stortregen), en dat begon een probleem te worden. Daarnaast voelde we ons een beetje vastzitten in de buitenwijk: het was wel lekker rustig — al viel dat tegen met blaffende waakhonden en hard pratende gasten midden in de nacht en een grasmaaier om half 7 ’s ochtends — maar ook overal ver vandaan. En we hadden ons juist op Kampala verheugd omdat we daar weer dichtbij wat westerse luxe zouden zitten — malls met lekker gevarieerd eten. Het hostel was ook niet heel gezellig — de paar gasten die er waren, konden ons niet echt boeien, en het personeel lag het grootste deel van de dag in de woonkamer te slapen.
We besloten actie te ondernemen. Via AirBnB vonden we een kamer in een appartement dat doordeweeks door een Engelsman gebruikt wordt, in een veel centraler deel van Kampala. We gooiden nog een keer onze grote rugtassen bovenop een minibus-taxi, stapten in, en vonden de plek vrij eenvoudig. De kamer was lekker ruim, de keuken volledig, we hadden een ruime kamer met eigen badkamer, en het was nog stiller dan waar we vandaan kwamen! Opeens was alles op loopafstand: de mall, het museum, restaurants. We begonnen een beetje te ontspannen.
We zijn direct lopend naar het Uganda National Museum gegaan. Het museum doet wat gedateerd aan, maar geeft wel leuke inzichten in de culturele geschiedenis van het land.
Lunchen hebben we gedaan bij een vestiging in Kampala van het door ons in Amsterdam zo geliefde Bbrood — een winkel die uitsluitend gezond desembrood maakt. De formule is hier iets aangepast aan de lokale omgeving, maar het was heerlijk om je tanden in een meergranenboterham met Goudse kaas te kunnen zetten. Na al het lokale eten dat we de afgelopen twee maanden gegeten hebben mag dat ook wel een keertje!
’s Avonds zijn we Grieks gaan eten. We hadden door dat we in een bovengemiddeld geprijsd restaurant waren toen we binnen stapten: witte tafellakens, sfeervolle verlichting. Maar de bevoorrechte positie die als westerling hebt is dat zoiets nog steeds goedkoper is dan een gemiddeld restaurant in Nederland. We hebben ons de feta saganaki, tzaziki en andere Griekse heerlijkheden erg laten smaken, maar dit was met afstand de duurste maaltijd die we tot dan toe in Oost Afrika gegeten hadden.
Mengo Palace
Kampala is een stad van heuvels. De oorspronkelijke stad spreidde zich uit over zeven heuvels. Inmiddels bestrijkt de stad meer dan twintig heuvels. Eén van de oorspronkelijke heuvels is Mengo Hill, waar de koning, of Kabaka, van het Buganda Koninkrijk destijds zijn paleis bouwde. Alhoewel het Buganda Koninkrijk tegenwoordig niet veel meer dan een symbolische rol vervult, is er wel nog steeds een Kabaka, en een Buganda parlement. Het paleis wordt ook nog gebruikt, niet als woning van de Kabaka, maar wel voor officiele aangelegenheden, zoals staatsbezoeken.
Vanaf de heuvel is de volgende heuvel te zien, waar het parlementsgebouw van de Buganda Kingdom op staat. Volgens de traditie moet de Kabaka als hij van zijn paleis naar het parlement gaat, in een rechte lijn rijden. Daarom is een speciale doorgang door de rotonde onderaan de heuvel, met hekken erin die alleen voor de koning opengaan. Deze weg wordt de Royal Mile genoemd, naar het voorbeeld van de Royal Mile in Edinburg, Schotland.
We kregen een rondleiding van de officiële gids die ons allerlei interessante geschiedenis kon vertellen over de heuvel. Na de onafhankelijkheid van Uganda werd Milton Obote premier en de Kabaka van Uganda, Mutesa II, kreeg een ceremoniële rol als president. Toen Obote in 1966 de volledige macht greep door zichzelf tot president te benoemen, protesteerde Mutesa, wat resulteerde in een aanval op Mengo Hill. Grote delen van de heuvel zijn toen verwoest, en de Bugandese koning wist tenauwernood te ontsnappen en vluchtte naar Engeland. Een veelbelovend lid van Obote’s leger, Idi Amin Dada, zou in 1971 de macht van hem pakken in een coup.
Los van de geschiedenis zijn de uitzichten over Kampala vanaf de heuvel ook de moeite waard.
Het meest schokkende was om met eigen ogen de martelkamers van Idi Amin te zien, die ook op deze heuvel gebouwd zijn, omdat hij deze heuvel geconfiskeerd had voor militaire doeleinden. (Idi Amin was een gruwelijke dictator die in de jaren ’70 honderdenduizenden burgers vermoord heeft.) In de martelkamers zijn duizenden mensen gevangen gehouden, gemarteld en gedood. Het is een afschuwelijke herinnering van waar sommige mensen toe in staat kunnen zijn.
Even in Nederland
Voor de visumaanvraag, die voorlopig nog niet echt vordert, had Frans een gewaarmerkte kopie van zijn paspoort nodig. Dus wij zijn de volgende ochtend naar de Nederlandse ambassade in Kampala gegaan om dat geregeld te krijgen. Een Nederlandse ambassade is Nederlands grondgebied, dus we hadden verwacht met blokjes kaas met Nederlandse vlaggetjes erop en een TV met het NOS-journaal verwelkomd te worden, te woord gestaan in het Nederlands. Maar de TV blèrde vooral Ugandese reclame, de ambtenaren waren allemaal Ugandezen die op Afrikaans tempo werkten, en we mochten ook nog eens niet met euro’s betalen! Én geen blokjes kaas! Maar Frans heeft z’n kopieën gekregen, die we meteen maar met we andere papieren op de post naar Zuid Afrika hebben gestuurd. Nu nog hopen dat ze aankomen…
Entebbe
Ongeveer een uurtje ten zuiden van Kampala ligt het stadje Entebbe, aan het Victoriameer. Behalve dat hier het internationale vliegveld ligt is er niet heel veel te doen, maar we zijn een middagje gaan kijken.
We wilden even de botanische tuin in: 3.000 shillings voor locals, 10.000 voor buitenlanders. We vonden 10.000 wat veel voor het half uurtje dat we er wilden doorbrengen, dus vroegen of we voor het lokale tarief naar binnen mochten. Dat was toch moeilijk, maar na wat onderhandelen konden we beiden voor 10.000 naar binnen.
Het is een mooi park met rondrennende aapjes, vogels en uitzicht op Lake Victoria. We hebben hier een half uurtje rondgelopen.
We hadden zin om met een drankje te gaan zitten met uitzicht op het meer. Er was een hotel aan het meer dus we gingen daar kijken, maar het zag er zo vervallen en deprimerend uit dat we, toen ze ook nog 10.000 shilling wilden hebben om ons met onze camera’s naar binnen te laten, maar hard de andere kant op renden. Uiteindelijk kwamen we bij een veel leukere plek uit waar we allebei een cocktail bestelde en we het gehoopte uitzicht hadden.
Na een pizza’tje bij de buren hebben we een matatu terug naar Kampala gepakt.
Children’s Welfare Mission
Frans heeft een tijdje een stichting gesponsord (Kinderhulp Afrika) die een dorp voor weeskinderen in Uganda ondersteunt, Children’s Welfare Mission, in Namugongo, vlak buiten Kampala. Aangezien we toch in de buurt waren, is hij een kijkje gaan nemen.
De weg naar Namugongo leidt langs een enorm monument dat martelaren gedenkt uit 1886. Ik had hier nog nooit van gehoord, maar het blijkt dat hier rond 1886 ruim dertig mensen levend zijn verbrand voor hun geloof. Dit gebied viel toen nog onder het gezag van het Buganda koninkrijk. Koning Mutesa I had een vrij liberaal beleid ten opzichte van godsdienst. Alhoewel hij zelf altijd aan zijn traditionele geloof heeft vastgehouden (godsdienstige verplichtingen zoals besnijden worden en maar één vrouw mogen hebben weerhielden hem ervan om een nieuw geloof aan te hangen), waren vreemde godsdiensten zoals het Christendom, dat door de Engelsen en Fransen werd binnengebracht, en Islam, dat door de Arabieren werd aangehangen, toegestaan. Mutesa I stierf een te vroege dood in 1884 en zijn zoon Mwanga II was wat minder tolerant. Vooral het feit dat Christenen de traditionele godsdienst moesten afzweren was hem een doorn in het oog, en toen een aantal van zijn onderdanen zijn avances weigerden was dat voor hem de druppel. Diverse Christenen zijn onthoofd en de moordlust bereikte in mei 1886 een hoogtepunt toen 26 Christenen zijn verbrand omdat ze weigerden hun geloof op te geven en volledige gehoorzaamheid aan de koning te beloven. (Dank aan http://www.buganda.com/martyrs.htm voor de details).
Na een laatste stuk over een zanderige weg achterop een boda boda bereikte ik het kinderdorp. Het was een wereld van verschil met het vorige project wat we bezochten, in Maralal. Dat had plek voor 40 kinderen, dit project huisvest 600(!) kinderen in een tiental dormitories. Er zijn klaslokalen voor de zeven klassen basisschool, en ook voortgezet onderwijs wordt hier gegeven, zowel theoretisch als praktisch. De kinderen hebben vrijwel allemaal hun ouders verloren en wonen hier als ze school volgen. In de vakanties worden ze naar hun thuisdorp gestuurd, waar er door familieleden voor ze gezorgd wordt; zo raken ze de band met hun dorp en familie niet kwijt.
Voortgezet onderwijs bestaat zowel uit theoretisch onderwijs als praktisch. Leerlingen kunnen uit diverse vakgebieden kiezen, zoals bouwkunde, klerenmaken, of electrotechniek.
Geïnspireerd heb ik m’n weg met openbaar vervoer weer terug naar Kampala gevonden, waar Anneke in een koffietentje lekker aan haar blog aan het werken was.
Na nog een laatste dag genieten van lekker eten en goede service was het tijd om Kampala te verlaten en naar het westen te trekken, naar Fort Portal, vlak bij Kibale National Park waar we chimpanzees in het wild zouden gaan zien…