De busreis van Masindi naar Kampala begon met gebed. Van alle landen waar we tot nu toe geweest zijn, lijkt het christendom in Uganda het meest verweven met de cultuur: het is niet ongewoon dat als je iemand belt, de wachtmuziek een christelijk lied is; of dat er bijbelteksten op een bus of een huis geschilderd staan. Een vrijwilligster van de reizigers leidde het gebed, en toen kon iedereen instappen. Met de staat van de wegen in Uganda en de manier waarop sommige weggebruikers rijden, kon wat hulp van boven ook nooit kwaad, dachten we.

Lees verder

Vanuit Kotido wilden we verder naar het noorden, naar Kidepo Nationaal Park. We wisten dat er openbaar vervoer zou gaan tot de plaats vlak voor het park, maar vanaf daar was het onduidelijk of we naar het park zouden kunnen reizen. (Ja, we hadden Maralal nog vers in ons geheugen, maar toch wilden we het proberen.) Terwijl we bijna zouden vertrekken met de ‘shared taxi’ naar Kaabong, liet onze host van het gasthuis ons weten dat er twee Nederlanders met eigen auto en chauffeur ‘in town’ waren en op het punt stonden te vertrekken naar Kidepo NP! Dus wij er op af, en ja, we mochten meerijden voor een heel redelijk bedrag! Het bleken een artsenvader en -zoon te zijn, waarbij de zoon een coschap in Uganda had gedaan, en we hadden onderweg leuke gesprekken.

Lees verder

We waren in Uganda! OK, behalve het feit dat de nummerborden er wat anders uitzien en de matatu’s blauwe strepen hebben in plaats van de wat wildere versieringen in Kenia kan je het verschil niet zien, maar toch… Het had ook wel even geduurd. Die ochtend waren we uit het Kakamega-bos vertrokken achterop op twee motorfietsen met onze baggage vastgebonden (met de hier alomtegenwoordige snelbinders die eigenlijk gewoon strookjes versleten autoband zijn). En middels drie verschillende matatu’s kwamen we aan in Malaba, het grensdorp. En daar begon het circus.

Lees verder