We zijn in alle vroegte opgestaan om om half zeven een taxi naar het busstation van Mombasa te kunnen nemen. Onze bus zou pas om half negen vertrekken, maar de “jam” van Mombasa is berucht en de twaalf kilometer van ons appartement naar het busstation zou zo maar anderhalf uur kunnen kosten door de verkeersopstopping in de ochtendspits.
Uiteindelijk viel het mee en stonden we veel te vroeg al bij het busstation. De bus was daarentegen een 20 minuten te laat maar om tien voor negen vertrokken we dan richting de hoofdstad van Kenia. Bij het kopen van de kaartjes was ons verteld dat de bus “vrijwel zeker” nieuw zou zijn en air conditioning en wifi zou hebben, maar niets in Afrika is zeker en zo zaten we dus in een afgeragde bus zonder air conditioning.
Na een half uur reden we langs een grote vuilnisbelt. De geur van brandend afval is zo penetrant dat iedereen z’n neus dichtkneep.
De eerste 150 km van de weg naar Nairobi is hobbelig en stoffig. Zonder airco moeten de ramen wel open en zo zijn we uren lang door elkaar geschud en kwam alles langzaam onder een steeds dikkere laag stof te zitten. (Op zich niets nieuws, want dat is tot nu toe elke rit zo geweest!)
Langs de weg loopt ook een treinspoor van de meer dan honderd jaar oude Uganda-lijn. Hier rijdt drie keer per week een trein over van Mombasa naar Nairobi, maar om die te nemen hadden we een dag langer in Mombasa moeten blijven. Daarnaast doet de trein er langer over dan de bus, zo’n 17 uur.
Er wordt aan een nieuwe lijn gebouwd. Die zou de haven van Mombasa met de hoofdstad Nairobi verbinden over een spoor waar 100 – 160 km/h kan worden gereden en waardoor de reistijd teruggebracht zou worden tot een paar uur. Helaas, die lijn is nog niet af, maar we konden vanuit onze stoffige bus al een groot deel zien liggen alsmede de borden van de Chinese aannemer op de plek waar gebouwd werd.
Na 9 uur kwam Nairobi in zicht. Maar dat betekende nog niet dat we bij onze eindbestemming waren. Het verkeer van Nairobi is berucht en de laatste kilometers gingen in een slakkengang voorbij. Daarnaast moest de bus ook nog een omweg maken voor een extra stop.
Door elkaar geschud, stoffig, en helemaal gaar, mede dankzij knalharde muziek op repeat de héle reis, stapten we meer dan 12 uur na het begin van de reis uit in Nairobi, pakten een taxi naar ons hotel en checkten in.
Het was inmiddels al half tien en we hadden nog geen avondeten gehad. De keuken van het hotel ging eigenlijk al dicht maar de kokkin — een schat — zei dat ze nog wel iets kon maken voor ons. Voor Frans was er nog een linzencurry. Er was nog maar één chapati en die kwam al bij Anneke’s eten, dus Frans vroeg of hij dan bij zijn curry patat kon krijgen. De kokkin keek heel moeilijk en zei “Oh no, that doesn’t rhyme”. We moesten erg lachen om haar reactie op onze culinaire faux-pas en Frans koos maar voor rijst bij z’n curry.
National Museum
De volgende ochtend was het dan tijd om de stad te gaan verkennen.
Eén van de must-see attracties is het nationale museum van Nairobi en die was op loopafstand van ons hotel.
In een grote zaal staan realistische beelden van een aantal Afrikaanse dieren en het skelet van Ahmed de olifant. Ahmed van Marsabit ontving in de jaren ’70 van de vorige eeuw bij presidentieel decreet bescherming tegen stropers en is een toonbeeld van de strijd tegen stropers geworden.
Het museum geeft verder een overzicht van de Keniaanse geschiedenis waarbij vooral de periode van de Britse koloniale overheersing en de onafhankelijkheid van 1963 belicht worden. Niet geheel verbazingwekkend is de nuance ver te zoeken en lijkt het alsof het kolonialisme alleen maar slecht is geweest voor Kenia en de afhankelijkheid een veel betere periode in de geschiedenis van Kenia inluidde (wat deels wellicht zo is, maar ze weidden niet al te veel uit over de jarenlange dictatuur waarbij veel mensen mishandeld werden).
Daarom was het mooi om een tentoonstelling te zien waarin Kenianen op diverse plaatsen in het land is gevraagd naar hun visie op de Keniaanse identiteit. Dat leverde heel mooie verhalen en kunst op waaruit blijkt dat de Kenianen zich zeer bewust zijn van de discriminatie, corruptie, hebzucht en scheve prioriteiten bij hun overheid en de schadelijke gevolgen daarvan voor de gemiddelde Keniaan.
Nairobi Central
We zijn niet rechtstreeks terug gelopen naar ons hotel maar hebben een omweg genomen via het centrum van de stad. Nairobi heeft meerdere parken in het centrum, waar veel locals op bankjes en in het gras wat rust pakken.
Na het park zijn we langs wat overheidsgebouwen gelopen. De verhoogde veiligheid in de stad is merkbaar: zodra je in de buurt van een overheidsgebouw wil komen moet je door een detectiepoortje en word je door een beveiligingsbeambte gescand, en willen ze liever niet dat je foto’s maakt.
Eén van die beveiligers zei na het controleren van Frans z’n cameratas dat hij graag op de foto wilde. Prima, wij hem op de foto zetten. Frans vroeg of hij e-mail had en of hij de foto per e-mail wilde hebben maar ook al had hij e-mail, toen we hem om z’n e-mailadres vroegen werd hij een beetje vaag en zei “morgen”. We snapten er niet zo veel van maar liepen maar verder.
Ook erg vreemd was dat die middag twee verschillende mensen ons aanspraken en, toen ze hoorden dat we uit Nederland kwamen, vroegen of de Surinamers daar gediscrimineerd worden. Erg vreemd. Misschien was er iets over op het nieuws geweest; we zijn er al achter dat Kenianen het nieuws heel nauw volgen.
’s Avonds hebben we bij een biologisch restaurant heel lekker en gezond gegeten. Dat is weer het voordeel van een grote stad: het is misschien vies en druk, maar je hebt ontzettend veel keus aan eten en drinken.
Giraffe Center
Iets buiten de stad is een Giraffe Center waar de zeldzame Rothschild-Giraf — herkenbaar aan z’n witte “sokken” — te zien is. Deze girafsoort is bedreigd geweest en het centrum fokt ze om ze na een paar jaar in het wild uit te zetten en zo de aantallen weer te laten toenemen.
Om er te komen hebben we een matatu genomen. Was dat tot nu toe redelijk eenvoudig omdat we niet echt in grote steden zijn geweest — in Nairobi zijn er tientallen matatu’s met allerlei verschillende bestemmingen en het is zeker niet direct duidelijk waar je moet zijn en welke je moet nemen om op de gewenste bestemming uit te komen. Gelukkig heeft de plaatselijke universiteit een project gedraaid waarmee studenten, door met de matatu’s te reizen en via een app notities te maken, alle routes in kaart hebben gebracht. Zo zijn we redelijk pijnloos op de goede plek uitgekomen.
Het leuke van het Giraffe Center dat je hier — in tegenstelling tot in het wild — de giraffe van héél dichtbij kan zien. Naast hun dieet van blaadjes krijgen de giraffen ook snoepjes. Als bezoeker kan je ze uit je hand laten eten (ze likken het snoepje met hun 45 cm-lange tong van je hand). Of, als je zo’n snoepje tussen je lippen klemt, eet de giraf het daarvan en lijkt het net alsof je de giraf zoent. Erg leuk om te doen!
Naast giraffen zijn er ook warthogs en schildpadden. Eén (mannetjes)schildpad had duidelijk geen last van de omstanders of de andere schildpadden in zijn omgeving en beklom een andere (vrouwtjes)schildpad en begon te kreunen. Dat zie je ook niet elke dag…
Om terug te komen moesten we twee matatu’s nemen. De eerste hield er net voor de eindhalte mee op. Maar na wat gehannes onder de motorkap deed het busje het weer en konden we verder.
Dichter bij de stad werd het verkeer weer stroperiger en in plaats van over te stappen op de volgende matatu zijn we maar gaan lopen omdat dat sneller was. (Heerlijk tussen de uitlaatgassen.)
Uiteindelijk reed het toch weer en sprongen we op een matatu die langskwam. Het was inmiddels volop spits en toen we bij het busstation uitstapten werd je bijna naar van de uitlaatgassen. Het roetfilter is hier duidelijk nog niet verplicht en dat voel je aan je neus en je ogen. De snelste manier om bij ons hotel te komen was lopend langs de drukke weg, maar we hebben meer gassen ingeademd dan goed voor ons is. Het is maar goed dat we hier maar een paar dagen blijven.
Vandaag vertrekken we naar Lake Naivasha, waar we weer wat gezonde lucht kunnen inademen.
Verder hebben we in Nairobi lekker uitgerust. We hadden een relaxed hotel met goede wifi, dus konden de tijd nemen om rustig aan te doen, te bloggen, te netflixen (ja, eindelijk kon het weer!), en te slapen.