We zijn alweer drie weken weg uit Nederland, dus tijd voor een update!
Allereerst: het gaat goed met ons! We hebben het erg naar onze zin en Nederland lijkt alweer heel ver weg.
Zanzibar
Onze eerste week hebben we op Zanzibar doorgebracht, het tropische eiland een stukje ten oosten van de kust van Tanzania. Hier gaan veel package vakanties heen, die meestal in het noorden zitten, in het dorpje Nungwi, waar dus veel hotels staan. Wij kozen ervoor om in een wat lokalere omgeving te gaan zitten en hadden via AirBnB iemand gevonden die een kamer verhuurt in het vissersdorpje Jambiani. We zaten dus lekker tussen de lokale mensen. Natuurlijk vielen we wel op door onze (nog heel erg) blanke huid en iedereen, vooral de kinderen, begroette ons met een Jambo! (bij kinderen vaak gevolgd door pen school? of football?).
We zaten op loopafstand van het strand. Het zand was prachtig wit en de zee tropisch turquoise. Helaas zorgt het getij ervoor dat de zee bijna onbereikbaar is bij eb en dat je bijna niet meer over het strand kan lopen bij vloed. We hebben een paar keer kunnen zwemmen door precies op het juiste moment naar het strand te gaan (’s ochtends vroeg).
Jambiani is ook een grote producent van zeewier, dat dan ook overal op het strand lag. Net niet helemaal ons perfecte tropisch strandplaatje, maar wel een echte lokale ervaring.
Verder hebben we vooral genoten van het lokale eten. Langs het strand zitten restaurants en hotels met eten zodat je met uitzicht op zee kan genieten van een lekkere maaltijd.
Als we iets goedkoper wilden eten gingen we langs bij een lokaal chipsi tentje waar je voor 1000 shilling (ongeveer €0,50) patat kon krijgen, of voor 2500 chipsi mayai, omelet met patat er doorheen.
Langs de kust liggen ook de lokale zeilbootjes, dhows, die aan het eind van de dag de zee op gaan om te vissen, nogal een spektakel (de bootjes zien er niet heel stabiel uit).
Overal op het strand lopen “beach boys” die je tours proberen te verkopen naar allerlei attracties rond Zanzibar, zoals zwemmen met dolfijnen en bekijken van grote zeeschilpadden. Uiteindelijk hebben we ons laten overhalen om een “blue safari” te doen.
Blue Safari
Na een hobbelige tocht naar een strandje konden we op de boot stappen die ons door de Menai-baai zou varen naar een zandbank en een onbewoond eiland. Het was de gebruikelijk Afrikaanse chaos, niemand weet precies wat er gebeurt totdat er opeens allerijl vertrokken moet worden en je uiteindelijk moet rennen om niet de boot te missen.
De zandbank had prachtig wit strand en we konden hier een beetje zonnen en zwemmen.
Na wat snorkelen zijn we naar het onbewoond eiland Kwale gevaren waar we een BBQ lunch kregen.
We hadden ons goed ingesmeerd met zonnebrandcrème, maar toch waren we aan het eind van de dag enigszins verbrand. Dus de dagen daarna hebben we de zon een beetje vermeden. Anneke is bezig haar blog over gezond eten op reis op te zetten, dus die heeft lekker in de schaduw zitten werken. Frans heeft in twee dagen twee boeken verslonden.
Stone Town
Na een weekje aan het strand was het tijd om weer in beweging te komen. We namen om half negen ’s ochtends een dala-dala naar Stone Town. De dala-dala is het lokale vervoer hier, een soort truck waar in de lengterichting aan beide kanten een bank is om op te zitten. En hoe vol die ook lijkt, mensen vinden altijd een manier om zich tussen twee mensen op de bank in te proppen en zo een zitplek te bemachtigen.
Om de paar honderd meter stopt de dala-dala weer om iemand er op of er af te laten en het stukje van 60km duurt zo 2 uur. Maar zoals ze hier zeggen, pole pole (rustig aan) en hakuna matata (geen zorgen). Uiteindelijk kom je altijd wel op de plaats van bestemming. En zo stapten we om half 11, onder het stof van de weg, uit in het chaotische centrum van Stone Town.
In het centrum was een Anglicaanse kerk die gebouwd is bovenop de plek van de oude slavenmarkt. We zijn een kijkje wezen nemen. Onder de kerk kan je nog de plek zien waar de slaven, met tientallen opgepropt in een ruimte ten grootte van een Amsterdamse slaapkamer, vroeger wachtten totdat ze vervoerd werden.
Je kan ook nog een kijkje nemen in het oude fort.
Er is niet heel veel meer te zien, en de gratis toegang blijkt te zijn omdat er een souvenirmarkt in zit. Maar fair enough. We zijn een kijkje wezen nemen, en hebben uiteindelijk bij een hele vriendelijke schilder een schilderij gekocht. Daar ging ons voornemen om licht te reizen. Maar opgerold in een krantenpapieren koker is het nog wel te dragen. En we hebben bijgedragen aan de lokale gemeenschap.
Aan de zee zit een parkje Forodhani Gardens waar we een cola’tje hebben gedronken.
’s Avonds ondergaat het park een metamorfose en verandert in een groot eet-plein. Dus we wisten al waar we die avond zouden eten. Maar eerst een cocktail op een rooftop met uitzicht over de stad.
Rond zeven uur wordt de rust even verstoord door de oproep tot gebed. De meeste inwoners van Zanzibar zijn moslim, maar we zien niemand een gebedsmat tevoorschijn halen en gaan bidden. De imam houdt het na een paar minuten ook voor gezien.
De eetmarkt in de Forodhani Gardens was inmiddels in volle gang.
Grappig was dat toen we ergens gingen zitten met ons eten, er lokale jongen op ons af kwam en vroeg of hij met ons mocht praten. We waren een beetje op onze hoede, want meestal willen ze je iets verkopen, maar deze jongen wou gewoon z’n Engels oefenen. Dat kunnen we alleen maar aanmoedigen. Anneke had nog een leuk gesprek met een andere jongen over de man/vrouw rolverdeling in Tanzania versus die in Nederland 🙂
Na een dagje nog aan het strand de hebben gelegen (hier kon je wél lekker zwemmen) hebben we de boot gepakt naar het vasteland: Dar es Salam, de grootste stad van Tanzania.